Geen wolkje tussen de strepen van einderreizen in de lucht geen vlaagje wind doortrok de bladeren tot fluister, geen zucht vergezelde mijn gedachten die keer op keer verder weg waren dan dwalend
over bruggen die beter zouden branden dan ooit gebouwd doelloos heb ik ze tot kraken toe heen gesjouwd niet bewust van het mooie weer ontluikend stralend
Op zoek naar het vuur dat me in staat zou stellen om het gespannen oordeel voor eens en altijd te vellen daar ik dacht me wel verlost te gaan voelen als er eenmaal as zijn zou
na het heftige fikken zouden alleen nog de smeulende plekken mijn nachtmerries in dikke rook kunnen rekken tot een hoop die niet zou zijn te koelen gelukkig wees jij me het ongenaakte blauw