In 1593 werd Suriname door de Spanjaarden in bezit genomen, maar al snel weer verlaten. Ook Nederlanders stichtten er een vestiging, die echter evenmin stand hield. Na 1650 vestigde een groep Engelse kolonisten uit Barbados zich met succes aan de Surinamerivier. In 1667 telde hun kolonie 175 plantages en ruim 4000 kolonisten en slaven.
In 1667 veroverden de Zeeuwen onder leiding van Abraham Crijnssen Suriname en na de Vrede van Breda konden zij Suriname in bezit houden. In 1682 droeg de provincie Zeeland de kolonie over aan de West-Indische Compagnie (WIC), die een aparte naamloze vennootschap stichtte. Eenderde van de aandelen kwam in handen van de WIC, eenderde van de stad Amsterdam en eenderde van de familie Van Aerssen van Sommelsdijk.
Cornelis van Aerssen, werd de eerste gouverneur van Suriname. Hij zette zich in voor de vergroting van het aantal plantages. Door oorlog te voeren tegen de Indianen en de weggelopen slaven maakte hij Suriname aantrekkelijk voor Europese investeerders. Alle opvolgers van Van Aerssen zetten deze politiek ten gunste van de plantagelandbouw voort.
De Surinaamse koffie en suiker werden op de Nederlandse markt verkocht. Nederlandse beleggers hebben tussen1751 en 1773 meer dan 60 miljoen in Suriname geïnvesteerd. In 1773 maakte een crisis op de Amsterdamse beurs een plotseling einde aan de kapitaaltoevoer naar Suriname. Veel planters hadden te veel geleend en konden de rentebetalingen en de aflossing niet voldoen en waren verplicht hun plantages te verkopen aan de geldschieters in Nederland. Voor de slaven was deze verandering van weinig betekenis. Zij bleven gedwongen om hun arbeid ter beschikking van de plantages te stellen. Hun aantal werd rond 1800 op 50.000 geschat.
SlavenhandelNa de verovering van Suriname door de Engelsen in 1799 werd in 1806 de aanvoer van slaven uit Afrika verboden. Door deze maatregel kon het sterfteoverschot onder de slaven niet langer door nieuwe aanvoer gecompenseerd worden. Doordat tweederde van de aangevoerde slaven mannen waren nam het aantal slaven langzaam af. Tevens liep een deel van de slaven weg en deze weglopers vormden aparte gemeenschappen, die de koloniale regering niet kon vernietigen en waarmee zij vredesverdragen afsloot om de plantages voor verdere aanvallen te vrijwaren. Deze voormalige slaven kregen de naam bosnegers.
In 1863 werd de slavernij in Suriname afgeschaft en in 1873 werden de ex-plantageslaven echt vrij. In dat jaar verviel hun verplichting om jaarlijks een arbeidscontract met een plantage-eigenaar af te sluiten. Om het tekort aan arbeidskrachten op te vangen werden vele plantages samengevoegd. In 1862 telde Suriname 216 plantages, in 1913 nog 79. De totale opbrengst aan suiker bleef overigens door de eeuwen heen vrijwel constant, wel verdwenen de koffie, de cacao en de katoen.
Hoewel deze vorm van landbouw steeds minder economische betekenis kreeg, bleef de koloniale politiek gericht op de bevordering van deze sector. De overheid voerde ruim 30.000 Brits-Indiers naar Suriname en ruim 33.000 Javanen, die zich voor hun verscheping hadden verplicht voor de duur van vijf jaar op de plantages te werken, waarna ze naar huis konden terugkeren. In 1916 kwam aan de invoer van Brits-Indiers een einde door nationalistische oppositie in India tegen deze vorm van arbeidsmigratie. Aan de aanvoer uit Java kwam een einde door de achteruitgang van de plantages. Ongeveer tweederde van de Indiase en Javaanse contractarbeiders keerde overigens niet naar huis terug, maar vestigden zich in de kolonie, nadat de koloniale overheid na 1890 het bezit van kleine percelen voor de voedsellandbouw begon te bevorderen.
PlantagebouwBuiten de plantagelandbouw waren er maar weinig economische alternatieven. De vondst van goud zorgde voor werk voor een deel van de voormalige slaven., terwijl de groei van het overheidsapparaat eveneens een aantal arbeidsplaatsen schiep. Van een industriële ontwikkeling in Suriname was maar beperkt sprake. Rond 1970 verdiende 23% van de beroepsbevolking zijn brood in de landbouw, 15% in de industrie en 40% in de dienstensector (overheid, ambachten).
De sociale structuur van Suriname werd in sterke mate beïnvloed door het gebrek aan contacten tussen de verschillende bevolkingsgroepen. De slavenemancipatie van 1863 had tot gevolg, dat een groot deel van de oorspronkelijk uit Afrika afkomstige bevolking de plantagelandbouw de rug toekeerde en zich richtte op werk in de bos- en mijnbouw en in de dienstensector. Hun plaats in de landbouw werd ingenomen door de Hindoestanen en de Javanen. Aan de top bevonden zich de blanke plantagehouders en de uit Nederland afkomstige bestuursambtenaren. De kleine creoolse middenstand voelde zich met de blanke bovenlaag verbonden.
De sociale machtsverhoudingen werden weerspiegeld in de Staten van Suriname, die in 1866 werden ingesteld. De leden van de Staten van Suriname werden tot 1901 benoemd door de gouverneur, daarna werden zij gekozen volgens het censuskiesrecht. In 1948 werd het algemeen kiesrecht ingevoerd.
Na de oorlog werd Suriname een ruime mate van zelfbestuur verleend. In het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (1954) werd de positie van Suriname en de Nederlandse Antillen geregeld. Sedertdien werd door de politieke partijen een lossere band met het Koninkrijk nagestreefd. Delen van de voornamelijk onder de creoolse bevolkingsgroep aanhangers tellende Nationale Partij Suriname (NPS) en de Partij Nationalistische Republiek (PNR) streefden naar zelfstandigheid op korte termijn. De door Lachmon geleide Hindoestaanse Vatan Hitkari Partij (VHP) wenste nog een band met Nederland.
Onder premier Pengel en zijn opvolger J. Sedney nam het verzet tegen de slechte sociaal-economische situatie toe. Zo waren er stakingen bij het onderwijs (die tot de val van Pengel leidden) en bij de Suriname Aluminium Company (Suralco), terwijl begin 1973 een algemene staking plaatsvond. Bij parlementsverkiezingen in 1973 wist de Nationale Partij-kombinatie (NPK) de overwinning te behalen. Arron, voorzitter van de NPS en de NPK, vormde een nieuwe regering, die aankondigde het land voor eind 1975 onafhankelijk te willen maken. In oktober 1975 werd in het Nederlandse parlement een wet tot wijziging van het Koninkrijksstatuut aanvaard. In Suriname bereikten premier Arron en oppositieleider Lachmon, die zich tot dan toe zeer had verzet tegen onafhankelijkheid, overeenstemming over de Grondwet, die daarna werd aangenomen.
Johan FerrierOp 25 november 1975 werd de onafhankelijkheid van Suriname een feit. Ferrier, tot dan toe gouverneur, werd de eerste president. Premier Arron bleef leider van een NPK-kabinet. Na de eerste parlementsverkiezingen in het zelfstandige Suriname in oktober 1977, die door de NPK werden gewonnen, vormde Arron opnieuw een regering. In februari 1980 kwam een oud conflict tussen regering en beroepsmilitairen over de oprichting van een vakbond tot uitbarsting, wat uitliep op een militaire staatsgreep (25 februari1980). De burgerregering verdween en een aantal van de opstandige militairen, ondermeer Sital en Desi Bouterse, vormde een Nationale Militaire Raad (NMR), die verklaarde de macht overgenomen te hebben. Zij kondigden aan dat zij de corruptie willen beëindigen en belangrijke hervormingen willen invoeren. President Ferrier was aanvankelijk bereid de staatsgreep min of meer te legaliseren op voorwaarde dat er een burgerregering zou komen. Deze werd half maart gevormd en geplaatst onder leiding van Chin A Sen, een vooraanstaand lid van de PNR. Half mei aanvaardde het parlement een machtigingswet, die de regering verstrekkende bevoegdheden gaf en de rol van de volksvertegenwoordiging sterk verminderde. In de volgende jaren kende Suriname regeringen van verschillende signatuur. Wel hadden de militairen onder leiding van Desi Bouterse ( 'Bevel') het laatste woord. Een dieptepunt vormden de decembermoorden van 1982, waarbij vijftien prominente oppositieleden door de militairen werden geëxecuteerd.
Door de politieke onvrijheid, de almaar verslechterende economische situatie en het ontstaan van een guerrilla onder leiding van Ronnie Brunswijk in de binnenlanden slonk de populariteit van Desi Bouterse. Uiteindelijk zagen de militairen zich gedwongen met de oude politieke partijen in overleg te treden. Dit leidde tot het referendum en de verkiezingen van 1987, die de oude partijen weer in het kabinet brachten. De president, R. Shankar, werd de belangrijkste man in het land. De militairen behielden echter, ondanks hun zware nederlaag tijdens de verkiezingen, achter de schermen grote macht.
Ronald VenetiaanVanaf 1987 kwam het overleg met Nederland over het hervatten van de ontwikkelingshulp weer op gang. Maar in 1990 werd de inmiddels hervatte hulp opgeschort na een nieuwe staatsgreep, door militairen op kerstavond. In de daarna uitgeschreven verkiezingen kwamen de oude partijen, verenigd in het Nieuw Front, als grootste partij naar voren.
Ronald Venetiaan werd in september 1991 als opvolger van interim-president J. Kraag tot president gekozen en vormde met leden van Nieuw Front een regering die een grotere toenadering tot Nederland zocht. In juni 1992 tekenden Nederland en Suriname een vriendschapsverdrag. Hiermee kwam ook een protocol tot stand over de besteding van de 1, 3 miljard gulden die Suriname nog krachtens een verdrag uit 1975 van Nederland te goed had. Beide staten spraken af vooral de georganiseerde grensoverschrijdende misdaad aan te pakken.
In 1994 was er grote sociale onrust vanwege de uit de hand lopende inflatie (meer dan 300% op jaarbasis), die vooral de salarissen van overheidspersoneel uitholde. De economische situatie was zo chaotisch dat het land op de been moest worden gehouden met geld en voedselpakketten uit Nederland.
Nieuwe hulptoezeggingen van Nederland en een vergelijk met Den Haag bleven uit, omdat Suriname het IMF en de Wereldbank niet wilde accepteren als toezichthouder op zijn herstelprogramma. Ook 1995 stond in het teken van de moeizame pogingen van de regering om te komen tot een economisch saneringsprogramma.
Desi BouterseBij de parlementsverkiezingen van mei 1996 verloor het Nieuwe Front (NF), een coalitieverband van vier partijen en raakte het de meerderheid in het parlement kwijt. De NPD van Desi Bouterse was een van de grote overwinnaars. Het was evenwel aan het uiteenvallen van de NF-coalitie te danken dat Jules Wijdenbosch bij de presidentsverkiezingen van september oud-president Ronald Venetiaan kon verslaan. Dit laatste tot grote teleurstelling van de Nederlandse regering en het parlement, die vreesden dat Bouterse zich achter de schermen de ware machthebber zou tonen.
Op het gebied van de drugshandel behield Suriname zijn slechte naam. Met name de cocaïnehandel speelde een belangrijke rol bij het slechte prestige van Suriname. Bouterse zal in een strafproces voor de Nederlandse rechtbank misschien veroordeeld worden. Het is nog onduidelijk of hij ook daadwerkelijk zal verschijnen.
Geografie Het landschap van Suriname is te verdelen in drie delen die van zuid naar noord lopen:
Landschap van Suriname1. Het bergland van Suriname beslaat ruim 80% van de oppervlakte en is een onderdeel van het hoogland van Guyana. In tegenstelling tot de situatie in Guyana is binnen de grenzen van Suriname van de zandsteenbedekking vrijwel niets overgebleven. Door verwering is in het bergland een bovenlaag ontstaan van sterk wisselende dikte. In het zuiden strekken zich van west naar oost het Acaragebergte, het Grensgebergte en het Toemoek-Hoemakgebergte uit. Laatstgenoemde keten vormt de waterscheiding tussen de naar de oceaan in het noorden en de naar het zuiden (Amazone) stromende rivieren. De gebergten van het midden van Suriname vormen in het algemeen de waterscheidingen tussen de grote rivieren. De hoogste bergen zijn de Julianatop (1280 m) en de Tafelberg (1080 m) in het Wilhelminagebergte.
2. Ten noorden van het bergland strekt zich een laag en golvend landschap uit , dat voor het merendeel bestaat uit zuivere kwartszanden die sterk waterdoorlatend en onvruchtbaar zijn. Vernieling van het oerwoud heeft als gevolg gehad dat hier een echte savanne is ontstaan. De overgang van oerwoud aar savanne is meestal geleidelijk.
3. De kustvlakte van Suriname bestaat uit een zuidelijk deel. Daar is de verwering erg intensief geweest. Hierdoor zijn bijna alle mineralen opgelost en is er bauxiet ontstaan. Het noordelijk deel bestaat uit jongere afzettingen die ontstaan zijn door de samenwerking van de rivieren en de zee. Door de rivieren aangevoerde en van de zeebodem afkomstige zanden vormden met schelpen uit zee strandwallen. In de lagunen daartussen werd slib afgezet. Zo ontstonden moerassen. Door inpoldering zijn hier in de 17de en 18de eeuw plantages ontstaan die later weer zijn verlaten. De eigenlijke kust is een brede modderplaat, hierdoor ontbreken zandstranden helemaal. De kust van Suriname krijgt grote hoeveelheden slib te verwerken afkomstig van de Amazone. De aanslibbing bevorderd de groei van mangroven en parwawouden. Tussen de wortels wordt slib vastgehouden. Hierdoor komen de mondingen van de kleinere rivieren steeds verder naar het westen te liggen.
De afwatering gaat via een aantal parallel lopende van zuid naar noord stromende rivieren. De grootste rivieren van Suriname zijn de Corantijn en de Marowijne. In beide rivieren komen talrijke eilanden voor en aan de monding is de breedte ongeveer 10 km.
De andere grote rivieren zijn de Coppename, de Saramacca en de Suriname (rivier). Kleinere rivieren zijn o.a. de Nickerie, de Commewijne en de Cottica. Alle rivieren zijn in de lage kuststreek goed te bevaren. Verder stroomopwaarts en op de kleine rivieren kan men gebruik maken van de grote stuwende werking van de vloed. De waterafvoer is zeer groot. In de regentijd overstromen de rivieren de moerasgebieden. Alle rivieren hebben bij de overgang van het bergland naar de savanne stroomversnellingen.
Het Klimaat
Klimaat in SurinameSuriname heeft voor het grootste deel een tropisch regenwoudklimaat. De droogste maanden zijn in het algemeen september en oktober. Suriname heeft een dubbele regentijd. In januari regent het flink, maar van april tot en met juli is de grote regentijd. Aan het eind van de regentijden komen soms hevige buien voor. De gemiddelde temperatuur is in Paramaribo 27,3 graden Celsius. De gemiddelde dagelijkse maximumtemperatuur is het hoogst in oktober en het laagst in januari . De gemiddelde minimumtemperatuur bedraagt het gehele jaar door ongeveer 23 graden. De relatieve vochtigheid bedraagt gemiddeld 80%. De winden waaien overheersend uit oostelijke richtingen en zijn over het algemeen zwak met snelheden van tussen de een en twee meter per seconde. Het klimaat in het binnenland wijkt weinig af, in het algemeen is de neerslag er hoger.
Het landschap van Suriname is te verdelen in drie delen die van zuid naar noord lopen:
Brownsberg1. Het bergland van Suriname beslaat ruim 80% van de oppervlakte en is een onderdeel van het hoogland van Guyana. In tegenstelling tot de situatie in Guyana is binnen de grenzen van Suriname van de zandsteenbedekking vrijwel niets overgebleven. Door verwering is in het bergland een bovenlaag ontstaan van sterk wisselende dikte. In het zuiden strekken zich van west naar oost het Acaragebergte, het Grensgebergte en het Toemoek-Hoemakgebergte uit. Laatstgenoemde keten vormt de waterscheiding tussen de naar de oceaan in het noorden en de naar het zuiden (Amazone) stromende rivieren. De gebergten van het midden van Suriname vormen in het algemeen de waterscheidingen tussen de grote rivieren. De hoogste bergen zijn de Julianatop (1280 m) en de Tafelberg (1080 m) in het Wilhelminagebergte.
2. Ten noorden van het bergland strekt zich een laag en golvend landschap uit , dat voor het merendeel bestaat uit zuivere kwartszanden die sterk waterdoorlatend en onvruchtbaar zijn. Vernieling van het oerwoud heeft als gevolg gehad dat hier een echte savanne is ontstaan. De overgang van oerwoud aar savanne is meestal geleidelijk.
3. De kustvlakte van Suriname bestaat uit een zuidelijk deel. Daar is de verwering erg intensief geweest. Hierdoor zijn bijna alle mineralen opgelost en is er bauxiet ontstaan. Het noordelijk deel bestaat uit jongere afzettingen die ontstaan zijn door de samenwerking van de rivieren en de zee. Door de rivieren aangevoerde en van de zeebodem afkomstige zanden vormden met schelpen uit zee strandwallen. In de lagunen daartussen werd slib afgezet. Zo ontstonden moerassen. Door inpoldering zijn hier in de 17de en 18de eeuw plantages ontstaan die later weer zijn verlaten. De eigenlijke kust is een brede modderplaat, hierdoor ontbreken zandstranden helemaal. De kust van Suriname krijgt grote hoeveelheden slib te verwerken afkomstig van de Amazone. De aanslibbing bevorderd de groei van mangroven en parwawouden. Tussen de wortels wordt slib vastgehouden. Hierdoor komen de mondingen van de kleinere rivieren steeds verder naar het westen te liggen.
Economie De economie is van oudsher sterk afhankelijk van het buitenland. Tijdens de bloei van de plantagelandbouw dreef het land economisch op de export van tropische producten (suiker, koffie, cacao, katoen). In de 20ste eeuw werd de bauxietwinning steeds belangrijker. In de vijftiger jaren is bauxiet verantwoordelijk voor 40% van het Bruto Nationaal Product(BNP). Sinds de staatsgreep in 1980 door Bouterse daalt het BNP en stijgt de inflatie.
Landbouw, veeteelt, bosbouw en visserij
LandbouwCa. 14% van de werkende bevolking is werkzaam in de landbouw, visserij en bosbouw. Het in cultuur gebrachte gebied is beperkt tot een kleine strook in de kustvlakte. Een aanzienlijk deel daarvan wordt in beslag genomen door grootlandbouwbedrijven. De productie van palmolie heeft vanaf 1975 een veelbelovende groei te zien gegeven. De overheid exploiteert een aantal bananenplantages De kleinere landbouwbedrijven worden veelal door Javanen en Hindoestanen gerund. Het land voorziet in de eigen behoeften aan suiker, citrusvruchten, rijst en bananen. De veeteelt is van weinig betekenis. Hoewel 85% van het grondgebied met bossen is bedekt, zijn bosbouw en houtverwerking economisch van beperkte betekenis, omdat het moeilijk is dit op een commercieel aantrekkelijke manier te doen. De visserij op de rivieren en in de kustwateren is voortdurend in betekenis toegenomen, in het bijzonder de vangst van garnalen.
Industrie Afgezien van de bauxietverwerking is de industrie van weinig betekenis. Er zijn enkele voedselverwerkende, kleding- en schoenbedrijven, gericht op de binnenlandse markt. De industrie draagt ca. 22% bij aan het bnp; 14% van de actieve beroepsbevolking werkt in deze sector.
Mijnbouw en energievoorziening
BauxietwegDe bauxietwinning is in handen van de Amerikaanse Suralco en de Nederlandse Billiton Maatschappij (Shell). Lange tijd is Suriname de belangrijkste bauxietleverancier (grondstof voor aluminium) van de wereld geweest, maar in 1989 kwam Suriname op de achtste plaats. De belangrijkste vindplaatsen zijn Moengo, Paranam en Smalkalden. Bij Paranam liggen aluinaardefabrieken. IJzererts, nikkel, platina, tin, koper, mangaan, diamanten en goud worden op kleine schaal gewonnen. Energieopwekking geschiedt door middel van dieselmotoren. De hydro-elektrische centrale te Afobaka in het district Brokopondo is de belangrijkste energiebron. De gasproductie geschiedt door steenkolenvergassing.
Handel De belangrijkste uitvoerproducten zijn bauxietproducten, rijst en garnalen. De belangrijkste afnemers zijn Nederland, Noorwegen, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Venezuela, Duitsland en Argentinië. Ingevoerd worden voedingsmiddelen, machinerieën, aardolie en transportmiddelen. De voornaamste leveranciers zijn de Verenigde Staten, Nederland, Brazilië, de Nederlandse Antillen en Trinidad en Tobago.
Ontwikkelingssamenwerking Na de onafhankelijkheid heeft Suriname van de Nederlandse overheid ontwikkelingshulp ter waarde van 3, 5 miljard gulden toegezegd gekregen, die onder toezicht van de gemengd Nederlands-Surinaamse commissie aan verschillende projecten besteed moest worden. De 'Decembermoorden' van 1982 leidden echter tot de opschorting van het ontwikkelingsverdrag. Pas na de nieuwe democratisering (vanaf 1987) werd weer een aanvang genomen met de ontwikkelingssamenwerking. Die echter na december 1990 opnieuw door Nederland werd opgeschort. In de jaren negentig is er hier en daar geld gegeven aan kleinere en grotere projecten, maar de situatie is allesbehalve stabiel.
Verkeer en vervoer
WegennetHet wegennet strekt zich uit over ca. 9000 km, hiervan is ongeveer 25% verhard. Als overblijfsel van een groter spoorwegnet is er nog een ca. 86 km lange spoorlijn van Onverwacht (bij Paramaribo) via Zanderij naar Bronsweg aan het Van Blommesteinmeer. In 1978 is in het kader van de ontwikkeling van West-Suriname een spoorlijn van 80 km geopend tussen het Bakhuysgebergte en Apoera aan de Corantijnerivier. Beide lijnen zijn niet meer in gebruik. De rivieren hebben, met een bevaarbare lengte van 1500 km, een functie voor het vervoer in het binnenland. De grootste zeehaven is Paramaribo. De nationale luchtvaartmaatschappij is de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij, bij Paramaribo ligt de internationale luchthaven Zanderij. Verspreid over het land zijn er ca. 35 airstrips voor kleine vliegtuigen. In 2000 is het grootste project op het gebied van verkeer voltooid. Dat is de Wijdenbosch-brug over de Suriname-rivier. Dit project is overigens bepaald niet onomstreden.
Toerisme Het toerisme staat nog in de kinderschoenen in Suriname. Een mogelijkheid zou het natuurtoerisme kunnen bieden. Het land is immers voor 85% bedekt met tropisch regenwoud. Een negatieve factor voor het toerisme is het ontbreken van mooie stranden. Wel bezoeken veel Surinamers die in Nederland wonen met enige regelmaat Suriname.
Emigratie De economische ontwikkeling van Suriname heeft ernstig te leiden onder de emigratie naar met name Nederland. Men spreekt van een "Braindrain" omdat vooral de hoger opgeleiden massaal naar Nederland trokken. Minimaal 300.000 emigranten wonen en werken in Nederland (cijfers 2000), maar voelen zich wel sterk betrokken bij Suriname .
In 1893 werd door de lutherse predikant C. A. Hoekstra een tekst gemaakt voor een Surinaams volkslied. Hiervoor koos men als melodie een compositie die in 1876 met een geheel ander doel was geschreven door de Friese onderwijzer J.C. de Puy.
In 1959 besloot de Surinaamse regering "vlag, "wapen en volkslied officieel vast te stellen. Voorgesteld werd de melodie van het traditionele volkslied te handhaven en het tweede couplet van de door ds. Hoekstra geschreven Nederlandse tekst tot officiële tekst te verheffen.
De Raad van Ministers achtte het wenselijk een couplet in het Surinaams toe te voegen. Minister Essed benaderde de dichter "Trefossa" met het verzoek een Surinaams couplet te dichten dat de eenheid van het Surinaamse volk en de verbondenheid met het grondgebied zou benadrukken.
Op 7 dec. 1959 werd de tekst met algemene stemmen aangenomen. Trefossa heeft echter bovendien de tekst van het eerste couplet in dezelfde richting bewerkt. Bij landsverordening trad het volkslied op 15 december 1959 in werking en is bij het onafhankelijk worden in dezelfde vorm gehandhaafd.
God zij met ons Suriname Hij verheft ons heerlijk land Hoe wij hier ook samen kwamen Aan zijn grond zijn wij verpand Werkend houden w'in gedachten Recht en waarheid maken vrij Al wat goed is te betrachten. Dat geeft aan ons land waardij.
Opo kondreman oen opo! Sranan gron e kari oen Wans ope tata komopo Wi moe seti kondre boen Stre de f'stre wi no sa frede Gado de wi fesi man Eri libi te na dede Wi sa feti gi Sranan.
Suriname 's trotse stromen, Suriname 's heerlijk land, Suriname 's fiere bomen, Trouw zijn wij aan U verpand Mochten weer de vloten varen, Dat de handel welig bloei' Dat fabrieken welvaart baren Dat hier alles welig groei'
Het wapen van SurinameOp de onafhankelijkheidsdatum van Suriname kreeg de Republiek een officieel wapen, waarin een aantal elementen uit het oude - niet - officiële - wapen is opgenomen, zoals het devies 'Justitia - Pietas - Fides' (gerechtigheid, liefde, trouw), de Indiaanse schilddragers en het schip. Deze drie elementen zijn al te vinden op het zegel dat in 1683 werd vastgesteld door de Geoctroyeerde West-Indische Compagnie.
Het schild.
De linkerhelft, ( aldus de toelichting van de regering ), symboliseert het verleden, waarin de slaven en contract-arbeiders per schip werden aangevoerd.
De rechterhelft is de kant van het heden, gesymboliseerd door de koningspalm, ook het symbool van de gerechte mens ('De gerechte zal opbloeien als een palm')
De ruit, in het midden, is de gestileerde vorm van het hart, dat als het orgaan van de liefde wordt beschouwd. De punten van de ruit zijn naar de vier windstreken gericht.
Als symbool van vertrouwen verzinnebeeldt de ster, naast hoop, verwachting en vrede, ook het "Fides" uit de wapenspreuk. De vijf punten waaruit de ster bestaat, herinneren behalve aan de vijf werelddelen, bovendien nog aan de vijf grote bevolkingsgroepen waaruit de Surinaamse natie bezig is te ontstaan.
Surinaamse vlagDe Surinaamse vlag bestaat uit een rechthoekig veld, waarop vijf horizontaal lopende balken (resp. groen, wit, rood, wit, groen) en een vijfpuntige gele ster voorkomen. Deze vlag is ontworpen door Jacques Herman Pinas. De regering Aron schreef aan de vooravond van de Onafhankelijkheid een wedstrijd uit.
Het groen, aldus de toelichting van de regering, symboliseert de vruchtbaarheid van Suriname; tevens verbeeldt deze kleur de hoopvolle verwachting, het nieuwe Suriname.
Het wit symboliseert gerechtigheid en vrijheid.
Het rood symboliseert de progressiviteit, het nimmer aflatend streven van de natie zich met de daad te blijven inzetten voor de vernieuwing van mens en samenleving.
De gele ster symboliseert de opofferende eensgezindheid en de gerichtheid op de gouden toekomst.
Met het in top gaan van dit nationale symbool op 25 nov. 1975 kwam de in 1959 vastgestelde uitvoering van de vlag te vervallen.
Oude vlag van 1959 - 1975.
Oude Surinaamse vlagDe vijf sterkleuren in de oude vlag vertegenwoordigden de vijf bevolkingsgroepen ( huidskleuren ), op een witte ondergrond ( vrede ), aan elkaar verbonden door een hechte band ( Suriname ). Voor 1959 had Suriname geen eigen vlag. De natonale vlag was toen de Nederlandse driekleur. Rood, wit en Blauw.
De religieuze verscheidenheid komt in grote lijnen overeen met de etnische. De creolen behoren voornamelijk tot de Christelijke kerken. Ruim veertig procent van hen is Rooms-katholiek en ongeveer eenzelfde percentage van de creolen is lid van de protestantse stroming de Evangelische Broedergemeente, de grote volkskerk van Suriname. Een groeiend aantal behoort tot verschillende Pinkstergemeenten.
Tot de religieuze uitingen van de Creolen, de Bosnegers en de Indianen moet ook de Winticultus gerekend worden. Vaak zijn deze bevolkingsgroepen zowel Winti als een Christelijke godsdienst toegedaan.
De Joden (zowel Asjkenaziem als Serardiem) vormen een zeer kleine minderheid. De hindoestanen hangen voor circa tachtig procent het Hindoeisme aan, vijftien procent is Islamiet, vijf procent Christen. De Javanen zijn overwegend Islamiet. De Indianen zijn grotendeels, althans officieel, gekerstend.