van negen lijkt het je laatste geschilde hoop in strengen naast je vrucht; bloot en onbeholpen speelt het al in open lucht
elke maand was heel je leven. van kattig schommelend naar poeslief. van op vredige dekens spinnen naar grillige muisjes op lentesla
je telt meermaals van tien tot één; de nul een nieuwe eeuwigheid als nieuwjaar doet het verse verlangen zingen in bange euforie, krijsend of van warmte weg een mens wat kouder wordt
oud op nieuw verklaart de wereld jou vogelvrij. je voelt je ontembare tamme krabjes stil ontploffen op zachte huid
bloot; niet langer ongeholpen schreeuwt je nieuwe vrucht het uit