Ik wilde dat je dichter bij me was. Het jaar is oud en heeft niets meer te zeggen. Het weer is somber. Alle dagen staat er een haveloze regen voor de ramen lam zwaaiend als een dronkelap. Ik loop door 't huis, de kamers waarin jij niet bent en die dus leeg zijn. Of ik zit maar ergens en kijk naar buiten tot het donker is. De televisie 's avonds een meest trieste vertoning in een eenmansbioskoop, zoek ik maar vroeg mijn bed op, slaap pas laat en word weer vroeg uit boze dromen wakker omdat ik jou ook in de slaap niet vinden kan. Ik wilde dat het jaar nu over was en jij weer dichter bij me, bij me was.